Niets is zo Nederlands als de klimboog. Vroeger vond je dit speeltoestel in bijna elke speeltuin. Architect Aldo van Eyck was de ontwerper van dit speeltoestel. Ook was hij het brein achter zo’n 730 speelplekken.
Aldo van Eyck: bedenker van de klimboog
Aldo van Eyck (1918-1999) was opgeleid als architect. Het meest bekend werd hij door zijn ontwerp voor het Burgerweeshuis in Amsterdam. Minder bekend is dat hij ook de architect was van ongeveer 730 speelplaatsen die hij tussen 1947 en 1978 ontwierp. Toch zijn deze minstens zo belangrijk. Met die speeltuinen toverde hij onooglijke restruimtes in met name Amsterdam om tot dynamische speelplaatsen. En omdat het er zoveel waren, door hun bijzondere uiterlijk en voorzien van minimalistische toestellen als de klimboog en de duikelrekken, werden deze plekken een belangrijk stedenbouwkundig element van de stad.
Speeltuinontwerper
Vlak na de oorlog werd Van Eyck door ‘de moeder van het bos’ Jakoba Mulder gevraagd om bij de gemeente Amsterdam te komen werken. Mulder speelde een belangrijke rol in de stadsuitbreiding van Amsterdam en ontwierp het Amsterdamse Bos en het Beatrixpark. Ze zag dat er een sterke behoefte aan speeltuinen in Amsterdam was en zag in Van Eyck de aangewezen persoon om die te ontwerpen. Hij kwam in dienst bij de Amsterdamse Publieke Werken en kreeg al snel de opdracht om de speelplaats op het Bertelmanplein in Amsterdam te ontwerpen. Dat was bijzonder, want die stad kende wel speeltuinverenigingen waar je lid van moest worden, maar openbare speelplaatsen waren er toen nog niet. En er waren wel speelplaatsen nodig, want door de babyboom en de komst van auto’s, was het gevaarlijk om op straat te spelen. Die speelplaatsen waren revolutionair in het stadsbeeld. Voor het eerst was er aandacht voor de behoeftes voor kinderen en werd bewust ruimte gemaakt voor speelplaatsen. Aanvankelijk werden die gebouwd op braakliggende stukken grond, maar later werden ze een vast onderdeel van de stad. Aldo van Eyck bleef tot 1951 in dienst van de gemeente Amsterdam. Hij begon zijn eigen bureau begon. Hij bleef echter tot 1978 speelplaatsen voor de gemeente ontwerpen.

Bertelmanplein speeltuin als experiment
De speelplaats op het Bertelmanplein was een experiment. De speelplek bestond uit een grote betonnen zandbak, een klimboog, drie duikelrekjes en wat banken. De speeltuin was een succes en hij kreeg de opdracht om meer speeltuinen in te richten. Met name Amsterdam Nieuw-West, een wijk die destijds uit de grond werd gestampt, kreeg veel speeltuinen. Uiteindelijk ontwierp hij honderden speelplaatsen. Elke speeltuin bestond uit dezelfde speelelementen, maar alle elementen werden op een andere manier neergezet. Dat hing af van de omgeving waarin de speeltuin lag en hoe de woningen eromheen gesitueerd lagen. Zo werd bij de indeling van de speelplek gekeken of de ouders vanuit de woning of vanaf het balkon hun kroost in de gaten konden houden. Tussen 1947 en 1978 ontwierp Van Eyck meer dan 700 speelplaatsen. Een groot deel daarvan is later verdwenen of opnieuw ingericht met andere moderne speeltoestellen. In 2001 waren er nog slechts 90 over.
Op onderstaande video wordt aandacht besteed aan speeltuinen in Amsterdam. Natuurlijk is er ook aandacht voor de speelplekken van Van Eyck.
Design van klimboog en ander klimtoestellen
Van Eyck ontwierp ook alle speelobjecten en ontwikkelde hij zes klimtoestellen: de klimtoren, een klimkoepel in de vorm van een iglo, een klimtrechter, het duikelrek, een dubbel duikelrek (brug) en de klimboog, ook wel een klimtunnel genoemd. Al deze klimtoestellen bestonden uit een eenvoudig in elkaar te zetten aluminium frame. De trechter, de toren, de koepel en de klimboog hadden tussen dat frame dwarsverbindingen. De ruimtes hiertussen hebben verschillende grootten. Van Eyck testte deze speeltoestellen eerst uit op zijn eigen kinderen. De speeltoestellen waren minimalistische objecten waardoor de kinderen gedwongen werden om samen te spelen en spelletjes te verzinnen.

Klimboog en andere speeltoestellen
De speelplaatsen werden door Van Eyck zo ontworpen dat ze kinderen uitdaagden om te bewegen en te spelen. Buitenspelen droeg volgens Van Eyck bij aan de persoonlijke ontwikkeling van kinderen. Door buiten te spelen leerde kinderen volgens hem plannen, nadenken, rekening houden met andere kinderen. Ook zou klimmen en klauteren goed zijn voor de motorische ontwikkeling. Het spelen kan kinderen ook over angsten leren nadenken en met moeilijke situaties omgaan. Door ronde vormen te gebruiken moesten ze zachtheid uitstralen.
Klimmen, duikelen en hangen
Je kon klimmen en koppeltje duiken. De klimboog kon bijvoorbeeld ook dienen als praatheuvel, uitkijkpost, en met een kleed eroverheen had je een prachtige hut. De klimboog was ook een leuk speeltoestel om aan te hangen of doorheen te rennen. Van Eyck vond het belangrijk dat de toestellen de fantasie van de kinderen prikkelden. Hij noemde zijn speeltuinen ook wel tools for imagination: elk kind kan het anders interpreteren en doen wat je wilde. Naast de toestellen omvatten zijn ontwerpen ook het groen, de bomen, zitbanken en looproutes waardoor een verbinding ontstond tussen de bebouwing en de omgeving.



Speelplekken exposities
Designklassiekers kenmerken zich doordat mensen erover praten en omdat ze gekopieerd worden. Dat geldt zeker voor de ontwerpen van Van Eyck. Speeltoestelfabrikanten produceren nog steeds de klimrekken zoals die door de architect zijn ontworpen. Daarnaast zijn de speeltuinen van Van Eyck en natuurlijk de beroemde klimboog, regelmatig onderwerp van tentoonstellingen. Zo werd in 2002 een expositie gewijd aan de speelplaatsen van Aldo van Eyck in het Stedelijk Museum te Amsterdam. Het Rijksmuseum Amsterdam heeft in 2013 van elk speeltoestel een exemplaar in haar tuinen geplaatst, niet alleen om ze tentoon te stellen, maar ook als speelobject voor kinderen. In 2018, toen het 100 jaar geleden was dat Aldo van Eyck werd geboren, opende het Van Eesteren Museum in Amsterdam een tentoonstelling over de speelplaatsen getiteld de Speelse Stad. .
Meer soorten design
Duidelijk is dat design zich niet alleen is voor volwassen en zich niet hoeft te beperken tot het interieur. Er is ook design in de muziek, zoals deze vioolbas en bestaat er design voor honden, zoals deze Kong. Ook is er design voor kinderen. Denk bijvoorbeeld eens aan het design speelgoed van Kay Bojesen.
Bronnen: Archined, Architectuurgeschiedenis VU, Parool, Stedelijk Museum, Van Eesteren Museum, Wikipedia
Geef een antwoord